Vogels, vissen

Ergens in ‘de eerste golf’ las ik dit gedicht van de Utrechtse dichter Ingmar Heytze. Inmiddels zitten we in de tweede. Deinend op die golfslag duikt die laatste zin zo nu en dan op in mijn gedachten. 

Vogels, vissen

Zet de radio uit. Je hoort niets nieuws. De stilte wacht geduldig af.
Vouw de krant dicht. Hij was oud voordat hij werd gedrukt.
Zoek niet, deel niet, duim niet tot je vierkant ziet.
Zet eindelijk het scherm op zwart.

Ik ben net zo bang als jij, net zo bezorgd voor iedereen
die ik niet missen kan. Ik had ook gespaard voor andere dingen:
verre reizen, eerste hulp bij een gebroken hart,
een auto die wat vaker start.

Maar: in Wuhan hoor je vogels zingen.
Boven China was de lucht nog nooit zo blauw.
In Venetië zien ze vissen in het helderste water sinds tijden.

De kunst van leven was altijd dezelfde: ongevraagd komen,
ongewild gaan, intussen doen wat je het liefste doet,
vrede sluiten met je lot.

Sluit de voordeur. Zet de tuindeur open, voel de zon op je gezicht.
Denk voor je uit wat niemand hardop durft te zeggen:
wij zijn een virus dat een virus heeft gekregen.

Ingmar Heytze 

‘Een virus dat een virus heeft gekregen’, is dat dan wat wij zijn? Hoewel ik het best een prachtig inzicht vind, zit het me toch niet lekker. Houden wij de aarde zo in onze greep zoals Covid nu ons mensen? Misschien wel, als we eerlijk zijn. Een schurende en niet echt opbeurende gedachte, maar toch… het is ook wel weer even een verfrissend en ander geluid naast het nieuws van de dag, dat op het moment van verschijnen al weer achterhaald lijkt, zoals de dichter fijntjes vaststelt. Een geluid dat stemt tot nadenken, zoals poëzie dat soms kan doen.

Van mij mag poëzie wel schuren. Een midden houden tussen licht en zwaar en mooi en lelijk. Want wat betekenen die woorden? Die betekenis is in het dagelijks leven vaak net zo in beweging als het interpreteren van een gedicht.

Zoals dat gaat roept poëzie vaak meer vragen op dan antwoorden. Vragen waar geen pasklaar antwoord op is, en ja, daar zijn wij als vakgroep Geestelijke verzorging & Ethiek natuurlijk ook van: Kunnen we in de strijd tegen de gevolgen van het virus vrede sluiten met ons lot? Verstaan we die kunst van het leven, zoals de dichter het verwoord? Kun je eigenlijk vrede sluiten zonder jezelf over te geven, zonder je erbij neer te leggen? Durven we elkaar te blijven motiveren om door de zwaarte heen ook de lichtheid van dingen te blijven zien, kunnen we de zon op ons gezicht voelen en ervan genieten, kunnen we een ander blijven wijzen op iets moois?

Als ik om me heen kijk denk ik: ja, dat kunnen wij. In het buffelen en uithouden, onzeker zijn en balen, meebewegen en incasseren zie ik hoe we elke dag zoekend met elkaar een weg vinden in wat ons overkomt. Hoe we al worstelend misschien wel vrede sluiten met ons lot op dit moment, zonder op te geven. Niet door de handdoek in de ring te gooien, maar juist door in alle zwaarte ook ruimte te blijven maken en vinden voor humor, lichtheid, schoonheid en kracht. Dat kunnen wij. Blijkbaar. 

Misschien is dat precies waarom die schurende laatste zin in het gedicht van Ingmar Heytze af en toe weer bij me oppopt. Dat kunnen wij, omdat we geen virus zijn, maar mensen.

Tim Driessen
Vakgroep Geestelijke verzorging & Ethiek