In de 'stilte'
De infuuspomp piept. Terwijl de verpleegkundige het apparaat weer stil probeert te krijgen, komt een servicemedewerker langs met een kar vol eten en drinken. In de gang weerklinken voetstappen van de artsen die hun grote visite doen. Om de hoek wacht de fysio tot de verpleegkundige klaar is met de instellingen van de pomp. Stemmen van patiënten en hun naasten vloeien zachtjes van de ene naar de andere kamer. Stil zijn de dagen in het ziekenhuis zelden.

Toch is een ziekenhuisopname ook een moment van verstilling. Door ziekte of ander lichamelijk leed wordt het lijf – het leven – even volledig stilgezet. De alledaagse gang van zaken verdwijnt naar de achtergrond, krijgt een andere plaats binnen het geheel. Waar je enerzijds gedwongen wordt stil te staan, staat het leven anderzijds allesbehalve stil. Lichaam en geest zijn heel hard aan het werk om alle veranderingen een plek te geven en weer enige balans terug te vinden.
Deze paradoxale situatie van stil moeten staan in een leven dat op zijn kop staat, past ergens ook bij het paradoxale karakter van stilte. In Hoe luidt de stilte? omschrijft Virginie Platteau deze paradox van stilte: aan de ene kant snakken we in onze rusteloze samenleving naar (een klein beetje) stilte; aan de andere kant vrezen we de stilte en de leegte die ze omvat, hollen we liever door dan dat we luisteren naar datgene wat in de stilte ontstaat. De stilte blijft immers zelden leeg, maar vult zich met een stroom van gedachten, gevoelens, herinneringen. De stilte spreekt, brengt allerlei vragen omhoog, klinkt vaak nog luider dan het rumoer van alledag.
In contrast met alle hectiek door de dag heen, zijn de nachten in het ziekenhuis vaak een stuk stiller. In het donker wordt het gemis van vertrouwde geluiden extra hoorbaar, of word je geconfronteerd met het gebrek aan stilte zoals je dat thuis gewend bent. Er ontstaat ruimte om na te denken, misschien te piekeren of de situatie nu met de situatie van toen te vergelijken. Stilte biedt stof tot nadenken, stof die niet zomaar weg te wuiven is.
De stilte aanhoren hoeft echter niet alleen confronterend te zijn, er zit ook een mooie kant aan: door even stil te staan komen we soms juist verder, vergaren we inzichten waar we anders niet aan toekomen. In zijn gedicht “Regen” verwoordt Toon Hermans deze oproep om naar de stilte te luisteren, hij schrijft: “Hoor, wat de avond zegt, de fluisterende beken, voor wie zijn oor te luister legt, zal zelfs de stilte spreken.”