Prikken, is dat niet meer iets voor een dokter?
Een tijdje geleden werd ik gevraagd om bij een mevrouw langs te komen op een van de afdelingen. Ze is geopereerd, verwachtte eigenlijk na een paar dagen weer thuis te zijn, maar nu is ze hier al een maand. Alles wat maar mis kon gaan, ging mis – complicaties, pech, ellende. Ze maakt zich zorgen omdat ze zichzelf niet meer herkent. Vooral omdat ze het idee heeft dat ze heel verdrietig zou moeten zijn door alles wat er gebeurt, maar dit niet voelt.
‘Ik zou zo graag eens flink willen huilen’ zegt ze, ‘maar ik kan het niet. Ze vroegen of ik met een geestelijk verzorger wilde praten en ik dacht, laat ik dat maar eens doen, misschien prikt die er wel doorheen’.
Een licht ongemakkelijk gevoel bekruipt me. Prikken, is dat niet meer iets voor een dokter? Alsof ik nu een soort trucje zou moeten doen. Moet ik mevrouw nu laten huilen? Natuurlijk is dat niet hoe het werkt, maar misschien wel iets wat deze mevrouw verwacht of hoopt.
Als je je machteloos voelt bij het aanzien van het lijden dat mensen doormaken, wat kun je dan doen? Kun je wel iets doen? Wat kun je nog voor mensen betekenen als je het gevoel hebt alles uit de kast te hebben gehaald en nu met lege handen te staan?
Ook ik vraag me dat in de gesprekken die ik met mensen voer wel eens af. Wat dóe ik nu eigenlijk? Het terrein van levens- en zingevingsvragen waarop ik mij als geestelijk verzorger beweeg, dwingt mij vaak om uit de doe-modus te komen. Pasklare antwoorden heb ik niet en die zijn er meestal zelfs niet. Wat blijft er dan over? Wat ik hoop is dat door tijd te nemen en ruimte te maken iemand zich gehoord, gezien, en hopelijk wat gesteund kan voelen. Maar ja, dat is niet iets wat je kunt bereiken door een protocol of afvinklijstje te volgen. Dat maakt het ook onzeker, ongemakkelijk soms.
We raken in gesprek en ik vraag haar naar de afgelopen tijd, haar ervaringen, de hectiek van het ziekenhuis, het wachten. Ze heeft het gevoel dat het eindeloos uit moeten houden van de onzekerheid haar heeft uitgehold, alsof ze alleen nog bestaat uit een omhulsel en er van binnen niet meer is. Ik vraag haar waar ze nu het meest behoefte aan zou hebben, wat ze het meest nodig heeft.
‘Rust’, is haar antwoord, ‘maar die vind ik niet. Ik voel me juist de hele tijd rusteloos, alsof ik de hele tijd iets moet.’
‘Is er iets wat u in het ‘normale’ leven rust geeft?’, vraag ik.
‘Muziek’, antwoordt ze meteen.
Ik vraag haar of er een liedje is dat zou passen bij wat zij nu doormaakt. Een soort soundtrack van de film waar zij nu tegen wil en dank de hoofdrol in speelt.
Ze denk even na en zegt dan: ‘Ja, dat is er wel. Het liedje The Impossible Dream van Luther Vandross’. Terwijl ze de woorden uitspreekt zie ik dat het haar emotioneert. Er rolt een traan over haar wang.
Ze is zichtbaar verbaasd. ‘Ik ben nog nooit zo dankbaar geweest voor een traan’, zegt ze lachend door haar tranen heen. Ik merk dat haar emotie mij ook raakt. Onverwacht zijn we samen opeens getuige van de mysterieuze kracht van muziek. Zelfs zonder dat die klinkt. Het is een bijzonder moment. En dan heb ik het liedje nog niet eens gehoord.
Stilstaan bij wat er nu is, aandacht hebben voor wat iemand op dit moment ten diepste bezighoudt, luisteren naar iemands verhaal zonder oordeel en zonder een vooropgezet plan of doel. Is dat iets doen? Het voelt eerder onzeker en kwetsbaar dan daadkrachtig, laat staan als ergens in of doorheen prikken. Kwetsbaarheid is onderdeel van onze menselijkheid, iets wat ons met elkaar verbindt, en daarmee ook iets waarin we elkaar kunnen ontmoeten, zelfs zonder al te veel te doen.
Bij het afscheid bedankt ze me voor alles.
Zoveel heb ik niet gedaan’, zeg ik.
Ze lacht. ‘Dankjewel’, zegt zij. ‘Wat fijn dat je er was’.
Tim Driessen
Geestelijk verzorger